In de afgelopen kwartalen heeft op de financiële markten een verschuiving plaatsgevonden. Het beleggingsklimaat is van desinflatie, zeer lage rente en lage volatiliteit overgestapt naar stijgende inflatie, oplopende rente en hoge volatiliteit. De belangrijkste verandering is misschien wel dat het tijdperk van hoge bedrijfswaarderingen voorbij is.
In het midden van de jaren zestig begon de inflatie te stijgen na een lange periode van lage inflatie. De inflatie bleef stijgen in de jaren zeventig en begin jaren tachtig - een periode die bekend werd als de ‘Great Inflation’. Wat dat betreft zijn er overeenkomsten met het heden. De huidige inflatiestijging begon, net als die van een halve eeuw geleden, na een lange periode van lage inflatie. Schokken in de wereldwijde energie- en voedselprijzen verergerden het probleem in de jaren zeventig, net als nu.
Krijgen we opnieuw een ‘Great Inflation’, vraagt Justin Thomson, CIO International Equity, bij T. Rowe Price zich af. Hij denkt het niet. Ondanks de overeenkomsten tussen het heden en de jaren zeventig en tachtig, zijn er ook belangrijke verschillen. In de jaren zeventig stond de Fed onder zware druk om een anti-inflatiebeleid te vermijden dat de groei zou vertragen; tegenwoordig is de Amerikaanse centrale bank, de Fed, net als de meeste centrale banken, 'onafhankelijk’ en geniet de huidige voorzitter van de Fed aanzienlijke steun van de politiek om de inflatie terug te dringen.
Dit heeft wel een keerzijde. Hoewel onafhankelijke, op inflatie gerichte centrale banken goed zijn voor de economie, zijn ze niet noodzakelijk goed voor de financiële markten - althans niet op korte termijn. De afgelopen 14 jaar hebben centrale banken er naar gestreefd de prijzen van activa hoog te houden als onderdeel van hun stimuleringspakketten. Dat is niet langer het geval. Voorlopig lijkt het erop dat centrale banken zich minder bekommeren om de aandelenportefeuille van beleggers dan het 'naar beneden managen' van activaprijzen.
Dit is de verschuiving waarnaar Thomson eerder verwees, en die kan langdurige gevolgen hebben. In de afgesloten periode was het mogelijk succes te boeken door in elke sector de beste effecten te identificeren en toe te kijken hoe die in waarde stegen. Dit zal in het nieuwe tijdperk waarschijnlijk niet werken. De dagen van hoge waarderingen, aangewakkerd door centrale banken, zijn voorbij.
Volgens Thomson is het belangrijk dat beleggers begrijpen waar de bedrijfswinsten het meest kwetsbaar zijn. Hoe zullen hogere inflatie en rente de bedrijven beïnvloeden? Zijn ze afhankelijk van een continue stroom van goedkope financiering, of zijn ze te afhankelijk van aandelenopties om talent aan te trekken? Zijn hun operationele en financiële hefboomniveaus gezond?
De marktdynamiek is veranderd - waarschijnlijk permanent - maar dat betekent niet dat er geen outperformance meer te halen valt. Thomson meent dat beleggers die actief zijn en zich aanpassen aan de nieuwe realiteit een goede kans maken om sterker dan ooit uit deze moeilijke periode te komen