Nederland is wereldkampioen sparen. Een buffer achter de hand houden is uiteraard goed. Maar te veel sparen is minder verstandig. Zowel voor onszelf als voor de wereldeconomie.
Enkele jaren geleden becijferde het Internationaal Monetair Fonds dat Nederland wereldkampioen sparen is. Tel je de collectieve en individuele besparingen bij elkaar op dan wordt er vrijwel nergens in de wereld meer gespaard dan in Nederland. Als we inzoomen op de individuele besparingen van Nederlandse huishoudens dan hebben die volgens De Nederlandsche Bank alleen al aan spaargeld (spaarrekeningen en deposito’s) zo’n 340 miljard euro. Dat is veel meer dan wij nodig hebben en ook veel meer dan wij aan beleggingen bezitten. Zowel uit oogpunt van een goede financiële planning als uit oogpunt van de mondiale financieel-economische stabiliteit zou het goed zijn als we wat minder zouden sparen.
Hoeveel moet je sparen?
Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) heeft een ‘BufferBerekenaar’ ontwikkeld waarmee mensen kunnen uitrekenen hoeveel geld ze achter de hand zouden moeten houden. Het gaat hier volgens het Nibud om het bedrag dat nodig is om de inventaris mee te vervangen maar ook vakanties, een nieuwe auto of onderhoud aan de eigen woning te betalen.
Volgens het Nibud zou een echtpaar met twee kinderen, een koopwoning en een gezamenlijk netto inkomen van 2900 euro, ruim 15.000 euro op de spaarrekening moeten hebben staan. Een alleenstaande met een huurwoning en een netto maandinkomen van 1800 euro in de maand doet er goed aan zeker 6.300 euro spaargeld achter de hand te hebben. Voor andere gezinssituaties en inkomensniveaus lag het adviesbedrag tussen deze twee bedragen in, veelal rond de 12.000 euro.
Gemiddeld is het advies om vijf tot zes keer het netto maandinkomen op een spaarrekening te hebben staan. Het Nibud zegt hier wel bij dat dit ruim genomen is. Veel financiële planners zullen dit beamen. Van hen hoor je veelal dat drie keer het maandinkomen een aardige algemene richtlijn is.
Vier keer meer
Als we de 340 miljard euro aan spaargeld van Nederlandse huishoudens verdelen over de iets meer dan zeven miljoen huishoudens in Nederland dan is het gemiddelde spaartegoed per huishouden bijna 50.000 euro. We sparen dus vier keer zoveel als volgens de ruime schattingen van het Nibud nodig is om ons huishoudboekje op orde te hebben.
We sparen ook veel meer dan dat we beleggen, het alternatief voor sparen. Volgens De Nederlandsche Bank hebben Nederlandse huishoudens zo’n 81 miljard euro aan beleggingen (aandelen, obligaties en beleggingsfondsen). We sparen dus ruim vier keer zoveel als dat we beleggen. Met geld dat wij opzij zetten zijn wij risicomijdend. Zeker in vergelijking met de Angelsaksische wereld. Maar ook ten opzichte van veel andere Europese landen, waar bijvoorbeeld meer dan hier in beleggingsfondsen wordt belegd.
Financieel lui
Dat wij Nederlanders met onze eigen centen spaarzaam en risicomijdend zijn is genoegzaam bekend. Dat is al eeuwen zo. Het zit in onze volksaard. Onze calvinistische inborst, wordt vaak gezegd. Of dit ook echt aan Calvijn te danken is of al eerder de aard van het beestje was is hier niet zo relevant. Feit is dat eigenschappen als soberheid, zuinigheid en spaarzaamheid zich stevig in onze cultuur hebben genesteld.
Dat wij veel meer sparen dan beleggen komt echter ook doordat wij een verzorgingsstaat hebben opgetuigd waarin veel voor ons geregeld wordt. Vooral het verplicht meedoen aan collectieve pensioenregelingen heeft ons financieel lui gemaakt. Onze belangrijkste financiële doelstelling wordt voor ons geregeld en we hoeven ons er niet of nauwelijks over te bekommeren. Dat heeft voordelen. Maar ook nadelen. Eén van de nadelen is dat we hierdoor niet over beleggen hoeven na te denken, bij uitstek de manier om vermogen op te bouwen voor een lange termijn doelstelling als pensioen. Omdat we ons niet in beleggen hoeven te verdiepen, doen we het ook niet. En onbekend maakt onbemind.
Een (ruime) buffer achter de hand houden voor voorziene en onvoorziene uitgaven is uiteraard verstandig. Maar uit het oogpunt van een optimale financiële planning is te veel sparen ook niet goed. Op lange termijn levert het immers weinig op, zeker na belasting en inflatie. Beleggen (in een goed gespreide portefeuille van aandelen en veilige obligaties) is dan meestal aantrekkelijker. Huishoudens die geld voor de lange termijn opzij zetten kunnen beter wat minder sparen en wat meer beleggen.
Kredietcrisis
Door minder te sparen zouden wij ook een (bescheiden) bijdrage kunnen leveren aan het verminderen van de zogenaamde macro-economische onevenwichtigheden die een belangrijke oorzaak van de kredietcrisis zijn geweest. Met deze onevenwichtigheden wordt bedoeld dat er landen zijn die te veel sparen (met name in het Verre Oosten en oliestaten, maar ook Nederland) en landen die te weinig sparen (vooral de Verenigde Staten maar ook bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk). Hierdoor ontstaan er in sommige landen grote spaaroverschotten die veelal worden belegd in (Amerikaanse) obligaties. Dit drukt de rente en maakt geld goedkoop.
Goedkoop geld is een belangrijke oorzaak van de schulden en luchtbellen die ten grondslag liggen aan de kredietcrisis en de precaire financiële situatie waarin veel bedrijven, huishoudens en overheden wereldwijd nog steeds verkeren. Iedereen is het erover eens dat het verminderen van de mondiale spaaroverschotten en -tekorten van belang is voor meer economische en financiële stabiliteit in de wereld. Voor Nederland is het devies dan: minder sparen. Al is de tegenhanger daarvan vanuit het streven naar meer macro-economische stabiliteit niet zozeer meer beleggen als wel meer uitgeven.
Hendrik Meesman is directeur van Meesman Index Investments (www.meesman.nl). In deze column geeft Hendrik Meesman zijn persoonlijke mening over het betreffende onderwerp. Dit hoeft niet de mening te zijn van Meesman Index Investments. De informatie in deze column is niet bedoeld als individueel beleggingsadvies of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen. Vragen of reacties kunt u mailen naar h.meesman@meesman.nl.