De misvatting van het verdwenen pensioengeld

Documentairemakers van Zembla onthulden afgelopen zaterdag (5 februari) dat pensioenfondsen miljarden euro’s zouden hebben verjubeld en voerden drie argumenten aan. Er bleek volgens hen 799 miljard euro te weinig gestort in de pensioenfondsen. Vervolgens is door verkeerde keuzes in de beleggingsmix 36 miljard euro verloren gegaan, en 145 miljard euro aan pensioengeld zou zijn misgelopen doordat vermogensbeheerders slechter dan de meetlat presteerden (Bureau Bosch, 2011). De boodschap: had iedereen zich aan de afspraken gehouden, dan was de dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen minstens twee maal zo hoog geweest als nu.

Gefaald?
alfred slagerDe suggestie is ook dat pensioenfondsbestuurders wederom gefaald hebben. In 2010 concludeerde de toezichthouder De Nederlandsche Bank ( DNB ) dat pensioenfondsen steken lieten vallen bij de implementatie van de beleggingen. De commissie-Frijns concludeerde vervolgens dat bestuurders best meer grip moesten krijgen op hun beleggingen en risicomanagement konden ontwikkelen, en de commissie-Goudswaard stelde dat de pensioenregeling in zijn huidige goudgerande vorm sowieso niet uitvoerbaar was.

Commotie
Zoals te doen gebruikelijk wierp de Zembla-uitzending de nodige stof op maar voegt de inhoud weinig toe aan de discussie waar pensioenen en besturing van pensioenfondsen naar toe moeten. Er zijn veel vraagtekens bij de cijfers te plaatsen. Pensioenfondsenadviseur Ortec boog zich over de cijfers en maakt aannemelijk waarom de tientallen miljarden die in Zembla als verlies worden aangeduid op boterzachte veronderstellingen gebaseerd zijn. Het is juist dat in de jaren negentig bij veel fondsen premiekorting is gegeven op de premie, of zelfs dat terugstortingen hebben plaatsgevonden.

De omvang van deze kortingen en financieringen vanuit de buffers zijn echter vele malen kleiner dan de genoemde 799 miljard. Ook de verliezen door een slechte beleggingsmix zijn boterzacht. Met terugwerkende kracht is altijd te bepalen wat een beleggingsmix met beter rendement zou zijn. Tenslotte stelt Ortec dat de conclusie dat vermogensbeheerders onder de maat presteerden te kort door de bocht is en sterk afhangt van de gekozen meetlat.

Kennis van nu over toen
Daarbovenop geldt dat dit soort studies een hoog “Back To The Future ”-gehalte bezitten. Als we terug in de tijd konden gaan, wat hadden we dan beter gedaan moeten hebben? Het creëert een hoop publiciteit, maar biedt geen inzichten waar we verder mee kunnen. De Engelse columnist John Kay (2011) haalt dit aan als de “historian’s fallacy”: het gedrag van bestuurders verklaren met de kennis die we nu hebben, niet toentertijd. Beleidskeuzes zijn toen gemaakt met een naar beste eer en geweten inschatting van wat het aandelenrendement en –risico zou zijn. In de jaren ‘90 groeide de productiviteit, de economie, en leek inflatie en conjunctuurschommelingen iets uit het verleden. Dat het niet uitgekomen is zoals gewenst, is spijtig te noemen. Maar het trekt niet per se de juistheid en integriteit van het besluit - met de kennis en inzichten op dat moment - in twijfel.

Governance is sterk verbeterd
Een ander fundamenteel bezwaar bij terugrekenen wat in het verleden beter had gekund is dat bestuurders die vandaag pensioenfondsen aansturen hun fiduciaire verantwoordelijkheid veel zwaarder invullen dan twintig jaar geleden. Principes van goed bestuur (corporate governance), de betekenis en invulling ervan, zijn sterk ontwikkeld in de tijd. Mijlpalen voor pensioenfondsbesturen zijn de Boer & Croon studie uit 2004, en de aanscherping in 2010 met het rapport Frijns en Goudswaard. De hogere lat die bestuurders nu hanteren kan daarom niet zomaar worden toegepast op bestuurders van pensioenfondsen twintig jaar geleden.

Een premievakantie voor werknemers zonder een duidelijk raamwerk en voorwaarden zou vandaag ondenkbaar zijn. De echt interessante vraag voor bestuurders van nu is niet om terug te kijken maar te toetsen of de aansturing en professionaliteit nu zo robuust geworden zijn dat fondsen in de toekomst gewapend zijn tegen de druk van werkgevers, werknemers en politiek om de pensioenen in hun voordeel aan te passen.

Integrale kijk op pensioenen nodig
De analyses over de financiële gezondheid van pensioenfondsen zijn lastig interpreteerbaar en kennen de nodige valkuilen. Bijvoorbeeld wanneer er alleen gekeken wordt naar pensioenfondsen en niet naar de effecten van pensioenbeleid op de economie. Er moet ook gekeken worden naar het effect voor de deelnemers en het bedrijf. Misschien hadden pensioenfondsen achteraf meer premies kunnen vragen of voorzichtiger moeten beleggen. De keerzijde hiervan is dat bedrijven meer winst, en werknemers meer nettoloon ontvingen. Dit op zijn beurt betekent meer consumentenbestedingen en economische groei. Het zou dus interessant zijn om te weten hoe de totale som uitpakt voor bestedingen, economische groei en inflatie. Pensioenfondsen leven immers niet op een eiland, en zijn verbonden met de belangrijkste sectoren van de economie. Dit maakt de behoefte aan een integrale analyse groter.

Kennis van nu
Besluiten die bestuurders toen namen kunnen kortom best stand houden met de kennis van nu. Waar het echt over gaat is dat de governance van pensioenfondsen sterk verbeterd is, en een analyse over het financieel- en beleggingsbeleid pas zinvol is als het integraal wordt opgepakt. Het is dus de vraag of de Zembla-uitzending de discussie over duurzame en betaalbare pensioen in de toekomst verder helpt. Analyses over wat na het pensioenakkoord in de Stichting van de Arbeid zal moeten gebeuren, zijn voor lange termijn houdbaarheid van pensioenen veel interessanter dan speculatieve becijferingen.

Referenties:

Bureau Bosch, 2011, Performance en dekkingsgraden Nederlandse pensioenfondsen, Nuenen.

Kay, J., 2011, Those at the nucleus may not have the best view, Financial Times, February 2, 2011.

Te citeren als:
Kees Koedijk en Alfred Slager, 2011, “De misvatting van het verdwenen pensioengeld”, Me Judice, jaargang 4, 11 februari 2011.