”Verzekeringspolissen, een goudmijn, maar voor wie?” was al in 1995 de titel van een onderzoek van professor Arnoud Boot van de universiteit van Amsterdam. Het heeft helaas nog jaren moeten duren voordat de maatschappij hier achterkwam en toen was er al erg veel leed geschied. Over het ontstaan, de naïeve polisnemers, de goudmijnen van de grote verzekeraars maar bovenal hoe er vanaf te komen schreven Eric Smit en René Graafsma het boek “Woekerpolis, hoe kom ik er vanaf?”. De financieel journalist Eric Smit kennen we van ondertussen al bekende bestsellers zoals het befaamde boek over Nina Brink. René Graafsma is een financieel adviseur en verkocht voorheen zelf ook de woekerpolissen. Mede door de wroeging hier achteraf over besloot hij om samen met Smit alles over de woekerpolissen uit de doeken te doen.
De woekerpolis, een goudmijn
De woekerpolis is in feite een verzamelnaam voor verzekeringen met veel te hoge kosten die voornamelijk uit pure winsten voor de verzekeraars bestaan. De houders van woekerpolissen betaalden de hoofdprijs maar kregen er maar weinig voor terug. In weze komt het er op neer dat de polishouders jaarlijks enorm veel kosten betaalden die bijvoorbeeld in het geval van een beleggingsverzekering eventuele positieve opbrengsten behoorlijk teniet kunnen doen (het inteereffect). Verder is het hele verdienmodel rond de distributie van de woekerpolissen vooral geënt op het financiële gewin van de tussenpersonen. Die tussenpersonen hebben vooral variabele vergoedingen en hebben er dus alle baat bij om zoveel mogelijk polissen te verkopen. De figuur hiernaast toont het grote verschil in bruto-opbrengsten (zonder de extra hoge kosten) en de netto-opbrengsten (met de extra hoge kosten). In de beginjaren lijkt het verschil mee te vallen maar door het rente-op-rente effect (volgens Albert Einstein het achtste wereldwonder) wordt het verschil na verloop de verschillen enorm groot.
Het land der blinden
Mede door de publicaties van Arnoud Boot en de latere aandacht van consumentenorganisaties en televisieprogramma’s (Kassa en Tros Radar) begon de publieke verontwaardiging onder het publiek eindelijk aan te wakkeren.
Het klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) besloot daarom om een landelijk onderzoek in te stellen over hoe alle problematiek van de woekerpolissen opgelost kon worden. Dit geschilleninstituut stelde daarom Jan Wolter Wabeke (voormalig officier van justitie) aan om orde op zaken te gaan stellen. Op 4 maart 2008 presenteerde Wabeke zijn onderzoeksrapport. Wabeke sprak van een hoog ‘compensatiegehalte’ voor de polishouders. Goed nieuws dus zou men denken. Journalist Palsma besloot tijdens de presentatie van het onderzoek gelijk naar de kern van de hele zaak te gaan en vroeg naar Wabeke naar zijn nieuwe gestelde richtlijnen voor de kosten van de polissen. ”2,5 procent van de volledige opbouw in totaal” stelde Wabeke. Waarop Palsma vroeg of hij niet toevallig het jaarlijkse percentage bedoelde. ”Nee dit zijn de totale kosten”. Hier sloeg de voorzitter de plank totaal mis want hij zat notabene 100% naast de kern van de zaak. Jaarlijks zijn de kosten van polissen ondertussen ruim 2,5%. Dit is over de gehele looptijd van een polis een gigantisch verschil.
Onderzoekscomissie loste probleem woekerpolissen niet op
Wabeke begreep ondertussen ook dat hij er volledig naast zat maar besloot om niet meer te antwoorden. Met andere woorden voor de houders van woekerpolissen was er nog steeds geen goede oplossing gevonden. Al deze financiële debacles in het verleden die lang in de doofpot hadden moeten blijven hebben Smit en Graafsma haarfijn uitgelegd. Daarnaast gebruikt het boek diverse voorbeelden van privésituaties om de lezers van het boek goed op weg te kunnen helpen over hoe eindelijk te kunnen ‘ontwoekeren’. Dit boek is niet alleen een aanrader voor de houders van woekerpolissen maar ook een leerzaam boek voor alle consumenten en financiële partijen.